Yo homies,
Dat zegt ook niemand meer hè? Jammer, ik vond die nep-straattaal wel leuk. Keiharde cijfers eerst: woordenaantal project nu op 42.000. Zoals gewoonlijk klein beetje achter op schema, maar ik ga de deadline van komende zondag ( nog 8000 woorden erbij ) vast wel halen. Zoals een criticus op Jack Kerouacs On the Road opmerkte: ‘It’s not writing, it’s typing.’ Oftewel; het gaat nergens over, maar de pagina’s komen wel vol. Als mensen vragen: ‘Hoe gaat het met je boek?’ antwoord ik met mijn keiharde cijfers van dat moment. Lastigste vraag die ik te horen krijg: ‘Waar gaat het over?’ Dan krijg ik een glazige blik in mijn ogen en mompel iets over het leven en liefde en oh ja, doodgaan, en zingeving, en dat soort dingen, weet je wel, makker. Aan de elevator pitch wordt pas gewerkt als de tweede versie af is. Ergens rond Sint Juttemis dus.
Andere lastige vraag die ik van de week kreeg, in de klas bij mijn zoontje tijdens het ouder-inloop-kijk-uurtje, kwam van een vriendje van mijn zoon. 9.15, ik was de laatste ouder die in het lokaal was. ‘Waarom ben jij hier nog? Moet jij niet werken?’ vroeg hij wantrouwend. Toen ging hij zelf verder: ‘Oh nee, jij werkt toch hier?’ Dat omdat ik als klassemoeder wel eens op school ben. Deze vraag was vooral pijnlijk omdat mijn innerlijke criticus hem ook vaak aan me stelt. ‘Wat doe jij hier, moet jij niet werken?’ Is een boek schrijven werken? Ik weet het niet. Mocht je het werk willen noemen, dan is het onzichtbaar, onbetaald, ondoorgrondelijk werk waarbij het niet duidelijk is wat ik zelf doe en wat er buiten mij om gebeurt, aan inspiratie, binnenvallen en personages die er eigen ideeën over het verhaal op na houden. Wat dat betreft lijkt het wel wat op het moederschap, dat ik ook geen werk zou willen noemen, maar een relatie. Liefde en aandacht, dat heeft elk verhaal nodig om te groeien.
– Oh man, dat is ook geen chille manier om een blog te eindigen. Sjeesus.
– Gooi die sokken in de wasmand en houd je hier verder buiten, ja? Is je huiswerk al af?