Lichaampjes

“ De toestand van de aangetroffen lichamen maakt het onderzoek en definitieve identificatie er niet gemakkelijker op, aldus de politie. Mogelijk hebben de kinderlichamen twee weken in het water van de sloot gelegen. “ nu.nl, 19-05

(bron: http://www.nu.nl/binnenland/3478402/lichamen-bij-cothen-van-vermiste-broertjes.html )

 

Ondertussen heeft T van mij een dino-ei gekregen dat al een week in een vaas met water ligt. Overdag op de eettafel, ‘s nachts wil hij het ei op het kastje in zijn slaapkamer zodat hij ‘s ochtends meteen kan kijken. De instructies waren om het ei voortdurend helemaal onder water te laten. Binnen 24-48 uur zou het ei moeten barsten. Niets uit het water halen. Nog twee a drie dagen later zou het ei open moeten gaan. Dan de dino nog 5 a 8 dagen in het water laten liggen tot hij op zijn maximale grootte is aanbeland. Hele precieze aanwijzingen dus. Vanochtend hebben we het ei een handje geholpen met opengaan, de kop van de dino stak er al uit en groeide. Nog een dagje, dan mag de dino eruit en is het project klaar.

 

Ik heb T niets verteld over de broertjes die door hun vader zijn vermoord. Ik hoop dat in zijn wereldbeeld dit soort dingen (nog) niet kunnen gebeuren. Hij zei vanochtend heel lief: ‘Toe maar dinootje, groei maar uit je ei.’ Maar ik kijk naar die dino met zijn zwellende lijf en denk aan spanbanden, een teruggevonden camouflageshirt dat misschien nog ergens omheen zat, en ik hoop dat de broertjes het niet geweten hebben, dat ze niet hebben beseft wat hun vader met ze van plan was. Dat hun laatste gedachte er eentje was over pannenkoeken, of doelpunten, of dino’s.

 

Het geheugen van een goudvis

Dat heb ik, voor mijn eigen teksten ten minste. Ik heb het hele kreng doorgelezen afgelopen week, om wat overzicht te krijgen, en kon me vooral de beeldspraken, formuleringen maar ook details van het plot niet meer herinneren. Raar, maar ook prettig om verrast te worden door de tekst. Goed, hoe staat het ervoor: de teller staat op 54.370 woorden. Dus nog ruim 20.000 woorden te gaan. In ehhhhhmmmm 1 week. De afgelopen maand heb ik nog geen 7000 woorden geschreven. Ik kruip steeds trager voort in dit project, trager dan mijn oorspronkelijke bedoeling was. Ik vrees dat dat komt omdat ik er iets leuks van wil maken. Iets spannends. Iets wat mensen zouden willen lezen. Naarmate mijn ambitie toenam, nam de typesnelheid af. Ondertussen heb ik wel een plot met een begin, een midden en ook al een eind beschreven, met een paar gaatjes ertussen die nog gedicht moeten worden. Over ‘gedichten’ gesproken (woei, bruggetje), daar ben ik ook mee bezig geweest deze weken. Ik ben mijn tweede poeziëmanuscript aan het bijschaven en op titeljacht gegaan. Ik voel me vrij lullig omdat ik precies in die valkuil stap waar ik van te voren met mijn cijfermatige, kwantiteit-boven-kwaliteit mentaliteit aan ontstijgen wilde. De macht van de deadline neemt af, de perfectionistische streber krijgt het steeds meer voor het zeggen. Ook wat dat betreft heb ik het geheugen van een goudvis.