Slow-mo Nanowrimo update

Zo, hallo. Na een paar dagen relaxen, een paar dagen keelontsteking en wat minder schrijftijd omdat het  voor oudste zoon ‘voorjaars’-vakantie was, wordt het nu toch stressen om de eerste grote deadline te halen. Voor 1 maart moet ik op 25.000 woorden zitten. Ik zit nu op 17.500. Wat ik geleerd heb deze weken (want ik doe dit niet alleen voor mezelf, hé… Nee, ik doe dit ook voor jullie, mensen van het Internet.):

  • ‘een paar dagen relaxen’ wat schrijven betreft is geen optie. Er zijn genoeg onvoorziene dingen die voor vertraging zorgen. Om dan ook nog bewust te lummelen is niet zo slim.
  • Mijn bioritme en mijn levensstijl botsen wel eens. Ik ben een avondmens en word elke ochtend om 6.30 wakker. Ik ben ook een avondschrijver. Het schrijven gaat ’s avonds namelijk echt veel beter dan overdag. Dat is dus niet handig.
  • Het plot is een klein beetje verder in de lengte gegroeid, ik werk echter nog steeds vnl. in de breedte. Dat wil zeggen: ik kleur in wat ik in grote lijnen al in mijn hoofd had. Heb dus nog steeds niets over plot geleerd.

Goed, 1 maart bericht ik jullie over mijn eerste deadline! (Geen bezoek, geen bloemen.)

Ter afsluiting een zonnige quote van Neil Gaiman.

The world always seems brighter when you’ve just made something that wasn’t there before.

Slow-mo Nanowrimo; de eerste week

Na ruim een week schrijven zit ik op 9133 woorden. Dat is goed op schema. Ik ben nu aan het uitschrijven wat ik van te voren al bedacht had, over een week of twee wordt het crisis, want dan moet ik iets met het plot gaan doen. Plot, heb ik geleerd, is niet mijn sterke kant. Oeverloze mijmeringen, beschrijvingen van het weer, innerlijke conflicten, daar zal ik waarschijnlijk het grootste deel van die 75.000 woorden aan besteden.

Ik heb deze week al een paar dingen geleerd:

– ik ben nog beter in schrijfontwijkend gedrag dan ik al dacht

– internet is wat dit betreft staatsvijand nr. 1

– als ik het programma Freedom aanzet is het geen probleem om mijn woordenquota te halen. Freedom blokkeert het internet op je computer. Je voert in hoelang je zonder internet wil/moet, en dan kan je er ook echt niet op tot de tijd om is.

– De sociale druk werkt geweldig. Op het schoolplein, tijdens literaire avondjes, thuis, op facebook, overal word ik met mijn prozaprojectje geconfronteerd.

– Het is leuk, en de momenten dat het niet leuk is, is het op zijn minst heel interessant, om met een lang verhaal bezig te zijn. Het voelt als verdwalen in een grote, vriendelijke stad.

Als afsluiting, dit citaat van Esther Gerritsen in het blad ‘Schrijven’:

Eén schrijftip: wees in eerste instantie niet bezig met de vorm. Die komt wel. Zelf schrijf ik alles eerst heel expliciet op, ongeacht show of tell. Dan weet ik tenminste waarover ik het heb. Denk: vandaag ga ik een kutboek schrijven. Deze zin is kut. En die alinea is nog erger, totdat je merkt, hé, nu wordt het interessant. Daarmee ontsla je jezelf van de gedachte: is het wel goed wat ik opschrijf? Nee, natuurlijk is het niet goed, maar je gaat wel dóór.”